
Biografie
Kris D’Haemer woont in Bassilly, in Henegouwen. Hij is de zoon van landbouwers uit Vlaanderen die zich in de jaren 1950 in Wallonië zijn komen vestigen. Hij groeide op op een gemengd landbouwbedrijf, wat in die tijd de norm was in de regio. Na een economische humaniora en een graduaat landbouw nam hij een deel van het familiebedrijf over, dat hij vandaag runt samen met zijn twee zonen. Hun bedrijf is nog steeds gemengd: melkvee en akkerbouw (suikerbieten, cichorei, aardappelen, maïs, granen...). Daarnaast leidt hij een loonwerkbedrijf en een firma gespecialiseerd in de aan- en verkoop van stro en hooi. Hij is van jongs af aan sterk betrokken bij de verdediging van de landbouwsector. Zo maakte hij tien jaar lang deel uit van het syndicaal directiecomité van de FWA (Waalse landbouworganisatie) en zat hij meer dan 20 jaar in de raad van bestuur van Milcobel, toen de grootste Belgische zuivelcoöperatie, waarvan hij ook ondervoorzitter en voorzitter van het auditcomité was. Die ervaring stelt hij nu ten dienste van de bietentelers.
"De bietentelers vandaag verdedigen, is de biet van morgen verzekeren"
Ervaren landbouwer, al jarenlang syndicaal actief en voormalig bestuurder van een van de grootste zuivelcoöperaties van het land: Kris D’Haemer werd in 2025 verkozen tot voorzitter van de Fédé-RT. Op 61-jarige leeftijd volgt hij Vincent Demanet op in een moeilijke context voor de bietentelers, gekenmerkt door economische druk, onzekerheid rond regelgeving en de zoektocht naar rendabiliteit. Een gesprek met een gepassioneerde en lucide man, die sterk gelooft in samenwerking en de toekomst.
U bent al lang actief in de landbouwwereld. Waarom dit nieuwe engagement bij de Fédé-RT?
Toen mijn mandaten bij Milcobel afliepen, wilde ik mij engageren in een andere tak van de sector die ik goed ken: de akkerbouw. Ik heb altijd suikerbieten geteeld, het is een belangrijke teelt voor ons. Dus begon ik vergaderingen van de Fédé-RT bij te wonen en raakte ik er steeds meer bij betrokken. Ik vond er een nieuwe manier om landbouwers te verdedigen, in een sector die me nauw aan het hart ligt. Voor mij is dat engagement vanzelfsprekend: sommigen doen aan sport, anderen aan politiek, ik verdedig de boeren.
U was erg betrokken bij Milcobel. Wat neemt u daaruit mee?
Milcobel is de grootste Belgische zuivelcoöperatie. Ze verenigt duizenden producenten en beheert de hele keten: van melk tot afgewerkte producten. Ik zat er 23 jaar in de raad van bestuur, waarvan meerdere jaren als ondervoorzitter. Daar heb ik geleerd om te onderhandelen, om complexe dossiers te beheren, om de belangen van landbouwers te verdedigen binnen logge structuren, soms tegenover industriële of commerciële logica. Alle vergaderingen vonden plaats in Antwerpen, in het Nederlands. Daardoor heb ik mijn Nederlands kunnen verbeteren, wat vandaag een waardevol voordeel is om te kunnen overleggen met onze Vlaamse collega’s.
Wat zijn vandaag de grote uitdagingen voor de Fédé-RT?
Er zijn er veel. De meest dringende is de rendabiliteit. De wereldsuikerprijs, geopolitiek, klimaat... dat ligt buiten onze controle. Maar de Fédé-RT moet handelen waar ze wél vat op heeft: de onderhandelingen met TS, de contracten, de prijs die aan de telers betaald wordt. We moeten druk blijven uitoefenen opdat de fabrieken goed blijven functioneren, investeren in modernisering en een gegarandeerde minimumprijs kunnen bieden.
Een andere grote uitdaging is het geleidelijke wegvallen van gewasbeschermingsmiddelen, zonder dat er haalbare alternatieven zijn. Als verboden producten niet vervangen worden, komt de volledige bietenteelt in het gedrang. Waar nodig moeten we in staat zijn om nauw samen te werken met het KBIVB, de TS, politieke besluitvormers en andere landbouworganisaties.
En op langere termijn, welke doelstellingen stelt u zich als voorzitter?
Mijn voornaamste doel is bij te dragen aan het voortbestaan van de bietenteelt in België. Dat vraagt een diepgaande, gezamenlijke inzet over meerdere jaren. De Fédé-RT kan dat niet alleen: we moeten synergieën opbouwen met andere actoren – vakbonden, onderzoeksinstellingen, overheidsinstellingen en natuurlijk de Tiense Suikerraffinaderij. We moeten samen optrekken. Als er dialoog is, dan boeken we vooruitgang – zelfs als de onderhandelingen moeizaam verlopen.
Ik wil ook meer transparantie en betere informatiedoorstroming realiseren. Elk bestuurslid van de Fédé-RT moet ambassadeur zijn van onze zaak, ook naar buiten toe, en verslag uitbrengen aan het bestuursorgaan. Ik hoop dat we aan het eind van mijn mandaat kunnen zeggen dat we samen op een evenwichtige manier vooruitgang hebben geboekt, als een goede huisvader.
Wat is volgens u de kracht van de bietensector in België?
Bieten zijn een teelt met veel troeven. Ze zorgen voor een goede bodemstructuur, leggen koolstof vast en passen perfect in een rotatiesysteem. België heeft bovendien een ideaal klimaat om suikerbieten te telen, met een goede opbrengststabiliteit. In vergelijking met andere landen, waar ziektes of klimatologische onzekerheden meer impact hebben, hebben wij een voorsprong. Belgische telers zijn technisch sterk, goed opgeleid en staan open voor innovatie. Dankzij het KBIVB en andere onderzoeksinstellingen is het onderzoek hier stevig verankerd — en dat moet zo blijven.
Dankzij het KBIVB en andere onderzoeksinstellingen is het onderzoek hier stevig verankerd - en dat moet zo blijven.
Kris D'Haemer
Welke rol ziet u weggelegd voor de Fédé-RT in deze dynamiek?
De Fédé-RT moet een brug blijven vormen tussen het veld, het onderzoek en de verwerking. Dat betekent: de telers goed vertegenwoordigen in onderhandelingen, maar ook informeren, sensibiliseren en voorstellen doen. We organiseren al regelmatig infosessies, maar er is nog ruimte om de technische vooruitgang of nieuwe regelgeving beter door te geven. Ook dat is verdediging van de bietenteelt.
Hoe zou u zichzelf beschrijven buiten uw professionele engagementen?
Ik kom uit een groot gezin: op één uitzondering na zijn we met z’n zevenen allemaal actief in de landbouw. Ik ben een nieuwsgierig en open persoon. Ik hou van gesprekken, uitwisseling en leren, ook buiten de landbouwwereld. Mijn echtgenote Nathalie is journaliste en organiseert evenementen – onze gesprekken zijn vaak verrijkend. En ik ontmoet graag andere boeren, zowel in Wallonië als in Vlaanderen. Dat geeft me energie, het is bijna een hobby op zich.
Een laatste woord voor jonge landbouwers?
Blijf hoopvol. Ook al zijn sommige jaren moeilijk en schommelen de prijzen, het is belangrijk een langetermijnvisie te behouden. Zet niet alles op één kaart, maar geloof ook in sterke ketens zoals die van de suikerbiet, die nog veel troeven heeft. Vroeger gaf de bietenteelt ons geloofwaardigheid bij banken, naast de melkproductie.
En blijf jezelf in vraag stellen, ook als het goed gaat — dat is hoe je vooruitgaat.